Masterscriptie

Een lap tekst om te lezen, maar hier is een samenvatting te vinden van de belangrijkste bevindingen van mijn onderzoek naar het effect van verbale procestermen in nieuwsteksten.


_____________________________________________________________

Een auteur kan er eenvoudig voor zorgen dat de lezer van zijn (nieuws)tekst negatief tegen de geciteerde bron aankijkt. Het blijkt namelijk dat de lezer een negatievere houding heeft ten opzichte van de geciteerde bron wanneer de journalist hem/haar inleidt met een negatieve verbale procesterm, zoals 'klagen' of 'schreeuwen'. De journalist kan zodoende gemakkelijk kleuring geven aan een tekst. Positieve procestermen zorgen echter niet voor een positievere houding.

Een schrijver geeft bewust of onbewust kleur aan een tekst, bijvoorbeeld door de keuzes die hij maakt bij de (feiten)selectie en door een bepaalde kant van het verhaal meer concreet te maken. In dit scriptieonderzoek is tekstkleuring met behulp van citaten aan bod gekomen, meer specifiek met de manier waarop een citaat wordt ingeleid. De inleiding (of uitleiding) van een citaat kan gebeuren met een werkwoord dat de houding van de journalist ten opzichte van de geciteerde bron in meer of mindere mate duidelijk maakt. Deze werkwoorden hebben in het onderzoek de naam 'verbale procestermen' gekregen. Dat omdat het werkwoord inclusief de verdere inbedding en het citaat zelf een 'verbaal proces' heet. Chen (2005) geeft de definitie van verbale processen als volgt weer: “Verbal processes, according to Halliday, are predicates of communication. They represent the particular actions of talking, saying, communicating.” (p.36). De processen bevatten een citaat van een bron en de in- of uitleiding door een bepaalde reporting clause: een zinsdeel dat aangeeft dat iemand dit zegt. De zin begint dan bijvoorbeeld met 'De Jong zegt:'. Een reporting clause bevat mogelijk informatie over de bron, de omstandigheden waarin de (menings)uiting is gedaan en over de kracht waarmee het gezegde wordt uitgedrukt. Zo lijkt de bron niet zeker van zijn zaak wanneer de journalist het citaat afsluit met de reporting clause 'twijfelt Jan'.

Chen (2005) onderscheidt drie typen verbale processen: neutraal, positief en negatief. Op basis van haar eigen intuïtie beweert Chen dat neutrale procestermen niet door laten schemeren hoe de auteur tegen de geciteerde bron aankijkt (bv. 'zeggen', 'vertellen'), terwijl positieve termen een gevoel benadrukken dat de geciteerde wijs en gezaghebbend is (bv. 'uitleggen', 'aanbevelen') en negatieve termen twijfel en scepsis van de schrijver ten opzichte van de bron laten zien (bv. 'schreeuwen', 'klagen'). Chen geeft aan dat vervolgens de houding van de lezer wordt beïnvloed. Zij heeft dit echter niet onderzocht.

Om te onderzoeken of de lezer zijn houding aanpast bij het lezen van een bepaald type procesterm, is een experiment ontworpen met drie korte nieuwsberichten. De teksten zijn zo gemanipuleerd dat elke participant dezelfde teksten onder ogen kreeg, maar per versie verschilde de gebruikte procesterm.  101 Nederlandse proefpersonen beoordeelden vervolgens de auteur, bron en tekst. Hieruit blijkt dat negatieve procestermen inderdaad zorgen voor een significant negatievere houding van de lezer ten opzichte van de geciteerde bron en de tekst. Positieve termen hebben geen positievere of negatievere houding tot gevolg in vergelijking met neutrale termen. De auteur blijft in dit alles ongedeerd: de lezer kijkt niet positiever of negatiever naar de schrijver wanneer hij een bepaald type procesterm gebruikt.

Voor de Nederlandse (bedrijfs)journalist betekenen de uitkomsten van het experiment dat het voor zijn eigen imago niet uitmaakt welk type procesterm hij gebruikt. De journalist wordt niet negatiever of positiever beoordeeld door de lezer bij het gebruik van een bepaalde term. De bron die geciteerd wordt, wordt wel negatiever gevonden wanneer de auteur hem in- of uitleidt met een negatieve procesterm. Wanneer de journalist negatief tegen de bron aankijkt, is het dus gemakkelijk om deze op een negatieve manier af te schilderen. Het gebruik van een negatieve procesterm is zodoende een goede manier van (bewuste) tekstkleuring. Echter, uit de resultaten blijkt ook dat de gehele tekst minder aantrekkelijk wordt gevonden. De journalist zal goed moeten afwegen of het belangrijker is om een aantrekkelijke tekst te publiceren of om een bron op een bepaalde manier neer te zetten.

De schrijfstijl van (bedrijfs)journalisten die hun bron niet negatief willen afschilderen hoeft niet veel aangepast te worden na het lezen van deze bevindingen. Uit het corpusonderzoek met 170 procestermen uit dagbladen en 170 uit bedrijfsbladen, dat gelijktijdig is uitgevoerd, blijkt namelijk dat journalisten slechts in 3,8% van de gevallen negatieve termen gebruiken. Neutrale procestermen komen het vaakst voor in (bedrijfs)journalistieke teksten (74,4%). Positieve termen komen in 21,8% van de gevallen voor.

Voor het volledige onderzoeksrapport, mail naar d.essenburg@hotmail.com

Dit onderzoek is gebaseerd op de theorie van Chen (2005):
Chen, L. (2005). Transitivity in media texts: Negative verbal process sub-functions and narrator bias. IRAL – International Review of Applied Linguistics in Language. 43(1). 33-51

Geen opmerkingen:

Een reactie posten